(herziene tekst)
De oorsprong van Wageningen ligt op de Wageningse Berg. Naast het grafmonument van Baron Constant Rebecque zijn resten te zien van een kapel die waarschijnlijk rond de tiende eeuw is gebouwd. 170 jaar geleden vond hier het eerste onderzoek plaats. Toch weten we nog maar weinig over dit bijzondere monument.
Rond de 10e eeuw moet op de Westberg de oorspronkelijke nederzetting hebben gelegen. Niet een groot dorp maar een buurtschap enigszins vergelijkbaar met de brinkdorpen die aan de voet van de stuwwal waren gelegen. Er zullen in de directe omgeving hooguit enkele boerderijen hebben gestaan. Een dorpje zoals in het Kootwijkerzand is opgegraven moeten we hier niet verwachten. In de tiende of elfde eeuw is op de Westberg, ruim(?) nadat het vroegmiddeleeuwse grafveld aan de Diedenweg is verlaten, een kerkje of kapel gebouwd. Deze verliest in de dertiende eeuw, toen in het centrum van het nieuwe Wageningen een kerk werd gebouwd, zijn functie. Wel bleef de kapel een religieuze functie behouden. Het was het eindpunt van een processie waarvan de staties op bijgaand zestiende eeuwse kaartje staan aangegeven. In deze bijdrage gaat het echter vooral over de archeologische resten en wat dat betekent voor de geschiedschrijving.
De kapel
Het eerste onderzoek dateert uit 1845 toen L.J.F.Janssen, conservator van het Rijksmuseum van Oudheden, zowel aan de Veerweg alsook op de Westberg onderzoek heeft gedaan. Het stelde vast dat op de Westberg een kapel had gestaan van 30 x 10 el. Er wordt niet vermeldt of dit met of zonder toren is. Alleen de twee westelijke hoeken waren en zijn nog zichtbaar. Aangezien in 1820 het metrisch stelsel is ingevoerd, betekent dit dat de kerk voor zijn tijd opmerkelijk groot zou zijn. In Noord Holland waren volgens Numan alleen de romaanse kerken van Alkmaar, Medemblik en Wognum langer dan 25 meter. Overigens werd pas vanaf 1869 verplicht om de aanduiding in meters te hanteren en werd het verboden om nog langer het oude systeem te gebruiken. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen wat de werkelijke afmetingen waren, maar een breedte van 10 meter staat vast. De fundering bestond uit veldkeien in kalk en cement wat gebruikelijk is als fundering voor kerken uit deze periode. Alleen de westelijke hoeken waren tot 1 meter hoogte bewaard gebleven. Opmerkelijk is dat Janssen geen tufsteen vermeldt. Wel werden er aan de zuidkant van de kerk graven gevonden die mogelijk bestonden uit tufsteen kisten.
Tientallen jaren later deed ook Pleyte waarnemingen op de Westberg. Hij spreekt van beton met een binnen en buitenwand van tufsteen (kistmuur). In een rapport van Maris en Driessen uit 1955 is sprake van tufsteen laagsgewijs afgewisseld met kiezel in mortel. De zichtbare muurresten aan de westzijde komen overeen met deze beschrijving, maar het is de vraag of wat we zien ook echt oud is. De beschrijving van Jansen lijkt in ieder geval het meest betrouwbaar, met de nadruk op lijkt. Mogelijk kende hij het verschijnsel van kistmuren nog niet maar hij kende wel tufsteen dat niet wordt vermeld. De vraag is of Pleijte, toen hij in 1875 in Lexkesveer verbleef, de door hem beschreven kistmuur in een meer herkenbare vorm heeft aangetroffen. Onlangs hebben André Numan en Anthonie Heidinga op mijn uitnodiging een bezoek gebracht aan de locatie. De gelijkmatige afdrukken in de noordwestelijke hoek en de aanwezigheid van tufstenen waarbij sommige daarvan haaks in de specie/kiezel vulling van de muur zijn aangebracht wijzen op een kistmuur. De haaks aangebrachte stenen waren daarbij bedoeld om de binnen- en buiten muur te verankeren in de vulling. Opmerkelijk is dat dit niet het geval is bij de zuidwestelijke muur. Mijn eerdere suggestie dat de oprichters van het grafmonument er een romantische reconstructie, een folly, van hebben gemaakt door de ‘funderingen’ zwaarder aan te zetten lijkt dus niet te kloppen.
Het grafmonument staat ongeveer ter plaatse van het koor. Zij onderschreven daarmee immers het belang van de historische locatie waardoor ook het grafmonument een bijzondere meerwaarde krijgt. De teksten op het grafmonument wijzen hierop. Bijvoorbeeld “opgericht anno 1894 op de overblijfselen der christenkapel in de 7de eeuw gesticht door bisschop Swibertus en in de 9de eeuw verwoest door de Noormannen“.
Onder deze tekst staat nog een tekst die een interessant beeld geeft:
Volgens overlevering alhier 69 na Chr
ten tijde der Romeinen VADA gelegen tegenover
den doorwaardbaren Rijn aldaar VADO genaamd
en bereikbaar over de oude Veerstraat sectie no 100
benevens een heidensche tempel welks priesteressen
voor elken krijg door een nog bestaande gleuf
een wiel met brandendstroo omwonden
den berg lieten afloopen
kwam dit brandend en zonder omvallen naar beneden
dan voorspelden zij een voorspoedigen krijgstocht
Jammer genoeg is niets bekend over de achtergronden van deze teksten. Vermoedelijk bestond de kapel uit een kiezelfundering met daarop tufstenen kistmuren. Tufsteen was in de omgeving immers rijkelijk voor handen. De Romeinse ruïnes aan de overkant van de Rijn werden in de middeleeuwen al gebruikt als steengroeve. Ook de grafkisten bestonden deels uit tufsteen.
In de omgeving zijn kerkjes uit deze periode gevonden: Elst (Gl.) (21 x 10 incl toren 25 meter), Oosterbeek (18 x 8 meter) en Wolfheze (15? x 7,5 incl. toren 19(?) meter). Het waren eenvoudige gebouwen met een dak van stro of later van leisteen. De afmetingen van de gebouwen vertonen enige gelijkenis. Numan stelde in Noord Holland vast dat de lengte- breedteverhouding veelal 1,2:1 en 2:1 bedroeg. Mogelijk ging aan de stenen kerkjes een houtbouw vooraf, maar de aanwijzingen daarvoor zijn beperkt. Of het stenen kerkje een pre-romaanse gebouw was, al dan niet voorzien van een latere toren, weten we niet. De datering van de kapel staat immers niet vast. In al deze gevallen bestond de fundering uit veldkeien in mortel.
De begraafplaats
Bij verschillende gelegenheden zijn rondom het kerkje graven aangetroffen. Janssen schrijft dat hij graven heeft gevonden die wijzen op tufstenen grafkisten zoals hij die ook gevonden heeft aan de Veerweg. In de kerk van Elst (Gl.) is een dergelijk graf gevonden (zie foto). Hoe oud de graven zijn, is niet bekend. Wel zijn bij het onderzoek door de RACM in de akker verschillende graven aangetroffen. Deze zijn jammer genoeg niet verder onderzocht waardoor niets bekend is over de kwaliteit van de menselijke resten. Zeker is dat deze er niet op vooruit gaan. Deze resten kunnen belangrijke informatie bevatten over bevolkingsopbouw, ziekten, herkomst etc.
In het Rijksmuseum van Oudheden bevindt zich een doos met menselijke beenderen die rond 1894 zijn gevonden op de Westberg. Jammer genoeg ontbreken verdere gegevens. Opvallend is wel dat het grafmonument in hetzelfde jaar werd gebouwd. Misschien zijn de beenderen wel bij die gelegenheid gevonden. Frits Laarman (RCE) heeft de resten onderzocht. Bij de beenderen zitten resten van een baby van een half jaar, een tiener, een man van 168 cm en een vrouw van 158 cm en resten van drie andere personen. Theoretisch zouden deze resten verder onderzocht kunnen worden. C14 datering om de resten te dateren of DNA onderzoek en/of isothopen onderzoek om vast te stellen of de betreffende persoon uit de omgeving van Wageningen of van elders afkomstig is. Omdat het losse vondsten zijn waarvan niet bekend is waar ze precies gevonden zijn is het belang hiervan beperkt, maar behoord in de toekomst nog wel tot de mogelijkheden.
Een keienweg of fundering aan de Veerweg
Janssen schrijft dat hij in 1845 bij de Veerweg een ‘vloer’ heeft gevonden bestaande uit veldkeien ingebed in ‘kalk en cement’. Onder de vloer werden graven gevonden. Vanwege de vloer en de graven werd verondersteld dat het een kapel was. De 4 el brede vloer liep echter omhoog de helling op waardoor het waarschijnlijker is dat het een keienweg uit latere tijd is in plaats van een kapel.
Nog een kapel?
In het Utrechts Nieuwsblad van 13 maart 1938 wordt melding gemaakt van de vondst van graven en funderingen bestaande uit ‘leem en veldkeien’ bij de aanleg van de Westbergweg. De lemen vloer was bedekt met dakleien. Ook werden resten van een fundering gevonden van beton met veldkeien. Interessant is dat er ook tufsteen en romeinse dakpannen werden gevonden evenals aardewerk uit de tiende tot twaalfde eeuw. Zover bekend zijn de vondsten niet bewaard gebleven. Janssen vond de resten bij de bouw van een arbeidershuisje aan de Veerweg dat 40 el ten westen van de Holleweg stond. Deze woning staat op historische kaarten aangegeven net ten zuiden van de latere Westbergweg. Het is de vraag of we te maken hebben met een of twee ‘funderingen’. Het grafveld kan wel groter zijn geweest, maar dat geldt niet voor de ‘kapel’. Vooralsnog hebben we alleen op de Westberg bewijzen voor een kapel en daar, evenals onderaan de Westberg, voor begravingen. Het blijft dan ook de vraag wat men in 1938 precies heeft gevonden en wat de betekenis daarvan is.
Een hoopvolle toekomst voor een vergeten monument.
Op initiatief van de Werkgroep Archeologie Wageningen is onlangs de begroeiing van het monument gehaald. De kerkheuvel is daardoor weer beter herkenbaar. Binnenkort volgt een grondradar onderzoek. Hopelijk komen we dan weer een klein beetje meer te weten over de kapel. Gravend onderzoek is niet mogelijk aangezien het terrein een rijksmonument is. Het wordt immers niet bedreigd en daarom willen we het graag in de bodem behouden. Wel zou zeker moeten zijn dat de begravingen door de tand des tijds niet verloren gaan en hun informatiewaarde verliezen.