Een speurtocht naar de oorsprong
De afgelopen weken is hard gewerkt om meer te weten te komen over de zeldzame dolk uit Wageningen. Het wapen is onder de microscoop bekeken met als doel meer details over het gebruik te verzamelen. Met behulp van de XRF van het Rijksmuseum is de metaallegering vastgesteld, en onder de electronen miscroscoop (SEM) van de RCE is zelfs ingezoomd op duizendste millimeters om meer te weten te komen over de bronsstructuur.

Een dolk of een helbaard?
Het wapen is waarschijnlijk als dolk gebruikt in geweest. Een belangrijke reden voor deze veronderstelling is de lengte. Helbaarden zijn namelijk veelal langer dan 20 cm zijn. Onder de miscroscoop is bovendien goed te zien dat aan beide zijden sprake is van een lichte slijtage door het gelijkmatige gebruik wat meer past bij een dolk. Wel is aan een snede sprake van wat meer bramen. Een Duitse expert op dit gebied is om zijn mening gevraagd. Ook in het bekende depot van Wageningen bevindt zich een dolk evenals een helbaard. De dolken zijn respectievelijk 14,5 en 15 cm en zijn ook in die zin goed vergelijkbaar.
De metaalanalyse
Het metaal van de wapens in de Wageningense depotvondst wijkt af van die van de nieuwe vondst. Met behulp van een XRF meet instrument zijn de elementen in het metaal gemeten door Arie Pappot van het Rijksmuseum. Naast onder andere arseen, antimoon etc. bestond het grootste deel uit koper en circa 12% uit tin. Het laatste werd toegevoegd om de eigenschappen te verbeteren (hardheid en gietbaarheid). De vondsten uit het Wageningense depot zijn gemaakt van arseen-koper. Dit betekent dat zij mogelijk van een andere oorsprong zijn of een andere ouderdom hebben. In grote lijnen kan gezegd worden dat puur koper het oudst is, arseen/antimoon koper vooral in het laat neolithicum voorkomt waarna tin-brons in de vroege bronstijd gemeengoed wordt. Jammer genoeg klinkt dit eenvoudiger dan het is, want ze komen deels ook naast elkaar voor…. De nieuwe vondst kan daardoor slechts globaal worden gedateerd in het laat neolithicum of de vroege bronstijd (2200 – 1800 voor Christus).
De dolk onder de miscroscoop

Onder de microscoop is fraai te zien dat het brons een dentritische structuur heeft. Dat wil zeggen allerlei vertakkingen laat zien. Dit is het gevolg van de afkoeling van het hete brons.
Op sommige plaatsen zijn ook bundels fijne krasjes te zien, die samenhangen met h
et gebruik.

Door de corrosie is het echter moeilijk om hier een vast patroon in te ontdekken. Er zijn twee bundels krasjes te zien die in tegengestelde richtingen op de snede staan. Mogelijk hangen deze samen met snijbewegingen naar voor en naar achteren. Aan de top zijn tussen de beide achterste nietgaten twee krassen herkenbaar. Mogelijk zijn deze achtergebleven door een driehoekig plaatje tussen de schacht en het blad te plaatsen dat schuiven tegen moest gaan.
Inzoomen op duizendste millimeters
Met behulp van een Scanning Electron Microscope (SEM) heeft Ineke Joosten (RCE) het oppervlak in detail bekeken. Zo kunnen kleine krasjes zichtbaar worden gemaakt zoals op de hiernaast staande foto. Let op de schaal. Het schaalbalkje geeft een tiende millimeter weer. Op de volgende foto is zelfs een loodbolletje herkenbaar als een wit stipje.. In werkelijkheid is dit ca. 0.02 millimeter groot.
Wanneer ter zijner tijd alle gegevens op een rijtje gezet zijn, zal ik nog een keer aandacht besteden aan deze bijzondere vondst.
Beste Peter,
Om te beginnen: een mooie vondst! Bronzen dolken uit Nederland zijn zeer zeldzaam, en helemaal zo’n goed bewaard exemplaar.
Een paar opmerkingen, vanuit mijn ervaringen in het reproduceren van bronzen voorwerpen met benaderde bronstijd technieken:
De twee genoemde “krasjes”aan de achterkant van de dolk zijn vrij waarschijnlijk het restant van de overgang tussen de gietprop en de dolk. Deze overgang is nodig voor een goede doorstroom. Nadat de gietprop is verwijderd, en de overgang is weggeslepen, zie je vaak nog wel restant.
Een voorbeeld, de giet toevoer en overgang is te zien in deze mal:
http://1501bc.com/bronzes/rapier_28_maart_2003_b.jpg
Hier is de gietprop afgebroken, maar de overgang nog niet weggeslepen:
http://1501bc.com/bronzes/rapier_30_maart_2003_a.jpg
Hier is de overgang wel weggeslepen, maar er is nog duidelijk een spoor van zichtbaar:
http://1501bc.com/bronzes/rapier_8_nov_2003_b.jpg
Vaak werd de greeptong ook nog dun gehamerd, en geslepen, zodat het niet meer zichtbaar is, en in andere gevallen werd door de punt gegoten i.p.v. door de greeptong. Maar hier is een mooi voorbeeld van een originele rapier waar het nog zichtbaar is:
http://1501bc.com/page/museum_of_london/09170029.jpg
Let verder ook op dat verreweg de meeste krasjes komen door het afwerken van het gietsel, en het slijpen van de snede. Vaak is te zien dat de maker een verfijndere afwerking aanbracht, maar de gebruiker ruwere slijpstenen gebruikte om de snede aan te scherpen. Dit is bijvoorbeeld een bronzen mesje dat ik met natuurlijke slijpstenen heb afgewerkt, en vervolgens tijdens gebruik regelmatig weer even op de slijpsteen heb aangescherpt:
http://1501bc.com/bronzes/klein_mes_18_nov_2005_1.jpg
Ook al is het een kleine afbeelding, de vele krasjes zijn duidelijk zichtbaar. Ik ging ook niet zachtzinnig met dit mesje om, en gebruikte het regelmatig om gietsels uit mallen los te wringen (wat je eigenlijk nooit moet doen met een mes). Maar alsnog zijn de meeste krasjes zichtbaar het gevolg van slijpen, en niet het gebruik zelf. Daar werd alleen de snede bot van.